Blijft AM in de toekomst beheersbaar?
1 juni 2015 - Expertartikel
In Duitsland is een doorbraak van een resistentie tegen aardappelmoeheid. De vraag rijst: blijft dit quarantaineorganisme in de (nabije) toekomst beheersbaar?
De aaltjesproblematiek is lastig. Om deze te beheersen is een zorgvuldige en hygiënische werkwijze vereist en is het vooral belangrijk om regelmatig preventief onderzoek te doen. Voorkomen is beter dan genezen. Maar wat als de belangrijkste beheersmaatregel, het gebruik van een resistent ras, niet meer lijkt te werken? Of valt het allemaal wel mee?
Monitoren voor beheersbaarheid
Het gaat in Duitsland om een resistentiedoorbraak bij het hoogresistente zetmeelaardappelras Seresta. Een uitgeselecteerde Globodera pallida-populatie in het zetmeelaardappelgebied dat grenst aan Nederland. Volgens Natasja Poot, productmanager bodemgezondheid bij Eurofins Agro, is het niet de vraag óf maar eerder wannéér een dergelijke populatie in Nederland wordt aangetroffen. Poot: "We hoeven niet direct in paniek te raken bij resistentiedoorbraak tegen AM. In het zetmeelgebied is veel kennis over aaltjes aanwezig en als we alert zijn en monitoren kunnen we een dergelijk probleem ook beheersbaar maken“.
Hoe werken AM-resistente rassen?
In AM-besmette grond komen cysten voor gevuld met eieren en larven. De larven worden uit de cyste gelokt door stoffen die de wortels van aardappelgewassen uitscheidden. Eenmaal in de wortel aangekomen zorgt de larve er met signaalstoffen voor dat de plant een voedingscel aanmaakt. De beschikbare hoeveelheid voedsel bepaalt of een larve een mannetje of een vrouwtje wordt. Is er voldoende voedsel? Dan wordt het een vrouwtje, bij onvoldoende voedsel een mannetje. Resistente rassen reageren niet op de signaalstoffen van de larve en maken geen voedingscellen aan. Hierdoor ontwikkelen alle of de meeste larven zich tot mannetjes en kan er geen of weinig reproductie plaats vinden. Het resultaat is dat er een sterke vermindering in de populatie van aardappelcystenaaltjes zal zijn.
Welke maatregelen moet u treffen om besmetting en resistentiedoorbraak te voorkomen?
- Breng tarragrond terug naar het perceel van herkomst. Hiermee kan worden voorkomen dat AM-populaties zich makkelijk naar een ander perceel verspreiden. Het is ook een optie om tarragrond een seizoen lang onder water te zetten in een container en zo de cysten te bestrijden.
- Teel hoogresistente rassen op percelen waar een AM-besmetting is, ook als dit een lage besmetting is. Het telen van rassen met een lagere resistentie kan leiden tot een explosieve groei in de AM-populatie
- Wissel resistente rassen af. Het gebrek aan afwisseling van deze rassen heeft waarschijnlijk geleid tot de resistentiedoorbaak in G. pallida.
- Volg de AM-populaties door middel van vrijwillige bemonstering. Preventief bemonsteren en monitoren is de sleutel in het beheersen van aaltjesproblemen. Hou de populatie ook in de gaten na het telen van resistente rassen. Wanneer er na de teelt van een resistent ras een hoge besmetting achterblijft kan je te maken hebben met een resistente populatie.