Nieuwe AM-variant in Nederland: wat te doen?
7 oktober 2015 - Expertartikel
In Noordoost-Nederland is waarschijnlijk een nieuwe variant van aardappelmoeheid (AM) waargenomen. Het gaat om een nieuwe virulentiegroep van de aaltjessoort Globodera pallida. Eén van de aardappelcystenaaltjes die aardappelmoeheid veroorzaken.
De aaltjessoort is vermoedelijk van dezelfde variant die eerder vlak over de grens is waargenomen in Duitsland. In Duitsland was dat in het hoogresistente zetmeelaardappelras Seresta, in Nederland in Novano.
In Duitsland werd de variant vorig jaar gevonden in Emsland, het deel van de Duitse deelstaat Nedersaksen dat grenst aan Drenthe en Groningen. Naar aanleiding daarvan heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) extra onderzoek uitgevoerd in het aangrenzende zetmeelaardappelgebied in Nederland. Er zijn een aantal helikoptervluchten uitgevoerd. Na nadere inspectie werden 5 percelen gevonden met een gevoelig ras waarbij de aanwezigheid van cystenaaltjes werd vastgesteld. Het is nog niet helemaal zeker of het om de nieuwe variant gaat, maar onderzoek in laboratoria kan dat in ieder geval niet uitsluiten. Dit najaar wordt besloten welk aanvullend onderzoek nodig is.
Veel kennis aanwezig
Volgens Natasja Poot, productmanager bodemgezondheid bij Eurofins Agro, is het des te meer reden om als teler alert te zijn en in te zetten op vrijwillige bemonstering en analyse van percelen. Naar aanleiding van de uitbraak in Duitsland gaf zij al aan dat het niet de vraag was óf maar wánneer er een resistentiedoorbraak in Nederland zou worden aangetoond. “We hoeven niet in paniek te raken door een resitentiedoorbraak. In het zetmeelgebied is veel kennis over aaltjes aanwezig en als we alert zijn kunnen we een dergelijk probleem ook beheersbaar maken.”
Opnieuw AM-bemonstering en analyse
Maar dat vraagt wel aanpassing van de strategie. “De afgelopen jaren is het aantal hectare dat vrijwillig wordt bemonsterd op AM in het zetmeelgebied steeds verder afgenomen. Dit komt vooral door het succes van de resistente rassen en de monitoring door middel van het AM-onderzoek waardoor het probleem beheersbaar is geworden. Met de huidige ontwikkelingen is het opnieuw heel belangrijk om de AM-populaties te monitoren en een uitbraak van een eventuele resistente populatie tijdig aan te pakken. Vrijwillig aaltjesonderzoek is de sleutel in het beheersen van aaltjesproblemen.”
Welke maatregelen moet u treffen om besmetting en resistentiedoorbraak te voorkomen?
- Breng tarragrond terug naar het perceel van herkomst. Hiermee kan worden voorkomen dat AM-populaties zich makkelijk naar een ander perceel verspreiden. Het is ook een optie om tarragrond een seizoen lang onder water te zetten in een container en zo de cysten te bestrijden.
- Teel hoogresistente rassen op percelen waar een AM-besmetting is, ook als dit een lage besmetting is. Het telen van rassen met een lagere resistentie kan leiden tot een explosieve groei in de AM-populatie
- Wissel resistente rassen af. Het gebrek aan afwisseling van deze rassen heeft waarschijnlijk geleid tot de resistentiedoorbaak in G. pallida.
- Volg de AM-populaties door middel van vrijwillige bemonstering. Houd de populatie ook in de gaten na het telen van resistente rassen. Wanneer er na de teelt van een resistent ras een hoge besmetting achterblijft, kunt u te maken hebben met een resistente populatie. Neem in dit geval contact op met uw teeltadviseur om een beheersplan op te stellen.