De zomerkuilen van 2021 bevatten extreem weinig eiwit

8 september 2021 - Veehouderij

De zomerkuilen van 2021 bevatten extreem weinig eiwit (141 g ruw eiwit/kg droge stof). De trend die in de voorjaarkuilen al zichtbaar was, lijkt zich door te zetten in de zomersnede. Voor de eiwitvoorziening zijn melkveebedrijven afhankelijk van goede najaarsnedes. Dat blijkt uit cijfers van Eurofins Agro.

Het ruw eiwitgehalte van dit jaar is ruim 20 g/kg ds lager dan het gemiddelde van vorig jaar. Ten opzichte van de afgelopen 5 seizoenen vormen de zomerkuilen van 2021 een absoluut dieptepunt. Zelfs ten opzichte van het jaar 2019 – toen het eiwitgehalte daalde door de droogte – scoren de zomerkuilen van dit jaar nog ruim 10 g ruw eiwit/kg ds lager. Om toch voldoende eiwit uit ruwvoer op de kuilplaat in voorraad te hebben, wordt het eiwitgehalte van de najaarskuilen dit jaar bijzonder belangrijk.
Het energie-niveau van de zomerkuilen is daarentegen wel op orde. De gemiddelde VEM komt uit op 883; een kleine 10 punten lager dan vorig jaar, maar gelijk aan het langjarig gemiddelde. De VCOS is met 75,3 prima op orde. Dit betekent dat de aanwezige ruwe celstof (gemiddeld 274 g/kg) prima kan worden verteerd.

Veel variatie in mineralen

Naast het lage eiwitgehalte in de zomerkuilen komt ook het mineralengehalte lager uit dan voorgaande jaren. “Ook hier zien we dat het gehalte van veel elementen dit seizoen lager is dan het gemiddelde van de afgelopen 5 jaar”, zegt productmanager Bob Fabri. “Als je in het rantsoen rekent met een gemiddelde zomerkuil-waarde van bijvoorbeeld calcium, natrium of magnesium, kom je dit jaar bedrogen uit. Zeker ook omdat andere mineralen zoals kalium en fosfor dit jaar juist hoger uitvallen. Door het werkelijke gehalte te meten voorkom je dat er bij het melkvee een tekort optreedt, met bijvoorbeeld vruchtbaarheid- of klauwproblemen tot gevolg.”

Kans op melkziekte

Naast het mineralengehalte wijst Fabri op de zeer hoge KAV in de zomerkuilen van dit jaar. KAV staat voor de kantion-anionen-verschil en is vooral van belang bij droogstaande koeien. “Een té hoge KAV zorgt ervoor dat de calciumhuishouding ‘lui’ wordt. Je wilt een KAV van maximaal 300 mEq, of zelfs nog lager, in het rantsoen van droogstaande koeien. Dit zorgt ervoor dat calcium en magnesium vanuit de botten wordt gemobiliseerd. Zo voorkom je melkziekte tijdens het begin van de lactatie.”  

Let op boterzuur

Met een drogestofgehalte van 42,5% zijn de zomerkuilen natter dan voorgaande jaren. De conservering verloopt daardoor trager, zeker in combinatie met hogere gehaltes ruwe celstof (gemiddeld 274 g/kg) en een achterblijvend suikergehalte (68 g/kg). Onder deze omstandigheden krijgen de boterzuur bacteriën kans zich te ontwikkelen. Dat is zichtbaar in een gemiddeld hoog gehalte boterzuur (1,9 g/kg ten opzichte van 1,5 als langjarig gemiddelde). “Wil je problemen met de melkkwaliteit voorkomen, dan is het raadzaam om de anaerobe sporen te controleren met de ConserveringsCheck” adviseert Bob Fabri.