Gezond bodemleven heeft de juiste organische stof nodig

26 januari 2020 - Glasgroenten

Landbouwbodems met voldoende organische stof en een divers bodemleven zijn productieve bodems. Dat stelden de sprekers op de workshop ‘Werken met Bodemleven’ op 14 januari 2020. Zo’n zeventig deelnemers verdiepten zich in het belang van bodemleven en organische stof.

“De bodem barst van het leven, óók landbouwbodems,” aldus Ron de Goede, bodembioloog bij Wageningen UR (WUR). Het gaat dan om regenwormen, springstaarten en mijten, aaltjes, bacteriën en schimmels. “Samen is dit bodemleven goed voor een enorme hoeveelheid biomassa, te vergelijken met een kleine kudde zoogdieren.”

De activiteit van het bodemleven bestaat hoofdzakelijk uit eten en verplaatsen, aldus de bodembioloog. Zo draagt het bij aan:

De verschillende soorten bodemleven hebben verschillende functies in de bodem. Of zoals De Goede zegt: “Niet iedereen doet hetzelfde.” In de bodem houden de verschillende groepen elkaar bovendien in evenwicht en dat maakt een bodem weerbaar tegen ziekten en plagen en mogelijk ook tegen extreme weercondities.

Voor een gezond bodemleven is het belangrijk om te zorgen voor voldoende organisch materiaal van de juiste kwaliteit en niet te vergeten aangeboden op de juiste plaats. Zo is er steeds voldoende te eten voor de verschillende organismen. Het toedienen van voldoende organische mest (dierlijke mest en compost) is dan ook belangrijk.

Kwaliteit organische stof

Opvallend in het onderzoek van de WUR is dat bodemleven gewend raakt aan het type organische stof dat aanwezig is. De Goede: “Het bleek dat eigen mest sneller wordt ingewerkt dan ‘vreemde’ mest. Blijkbaar went het bodemleven aan wat het te eten krijgt.”

Natasja Poot, productmanager bodem bij Eurofins Agro, ging dieper in op de relatie tussen het type organische stof, het gehalte organische stof en de activiteit van het bodemleven. Uit data van Eurofins Agro blijkt dat een hoger gehalte aan organische stof niet altijd betekent dat er veel microbiële biomassa aanwezig is (figuur 1). Opvallend in deze figuur is de waaier aan datapunten. Daaruit blijkt dat een hoger organische stofgehalte niet altijd samen gaat met een hogere microbiële biomassa.

Figuur 1: De relatie tussen organische stof en bodemleven. Bron: Eurofins Agro 2020

“Bodems met een hoger organischestofgehalte kunnen meer bodemleven ondersteunen. De potentie is hoger, maar dit wordt niet altijd bereikt,” aldus Poot. “De verklaring is dat de ene soort organische stof, de andere niet is. Het is daarom zaak om óók te kijken naar de kwaliteit van organische stof. Er is een onderscheid tussen stabiele en dynamische organische stof. Stabiele organische stof bevat een hoge verhouding tussen koolstof en stikstof, de zogenaamde C/N-verhouding. Bij het opstellen van een bemestingsplan kan je hiermee rekening houden. Naast de hoeveelheid en de kwaliteit van organische stof spelen ook andere factoren mee in het stimuleren van bodemleven, zoals grondbewerking en vruchtwisseling.”

Praktijkervaringen

Tijdens de workshop vertelden twee boeren over hun ervaringen met bodemlevenvriendelijk bodembeheer. Jan Dirk van der Voort, melkveehouder en kaasmaker met 90 koeien in Lunteren, is  vijftien jaar geleden overgestapt op een biologisch systeem. Hij is gestopt met ploegen en doorzaaien van zijn graslanden, gebruikt geen antibiotica en krachtvoer meer, en rijdt alleen vaste mest uit. Hierdoor stimuleert hij het bodemleven en dan vooral de regenwormen.

“De eerste vier jaar waren moeilijk. Wij zagen op alle fronten een daling. De melkproductie, en dus de kaasproductie, gingen met een derde naar beneden. Maar nu, na vijftien jaar, zien we dat er een nieuw evenwicht is ontstaan. We zitten op een zelfde productieniveau als voorheen. Komend jaar gaan we zelfs uitbreiden; de vraag naar biologische melk en kaas is groot.”

Akkerbouwer Wim Stegeman uit Lelystad heeft 60 ha met, wat hij noemt, ‘conserverende akkerbouw’. Dat houdt in: een vruchtwisselingsschema van 1 op 6 met 50% rustgewas, minimale grondbewerking en permantente organische bedekking.“Wij denken vanuit het bodemleven. Onze machines en bemesting zijn daarop aangepast.”

Ook bij Stegeman heeft de overschakeling tijd gekost. “Wij zijn in 2005 begonnen en onze bedrijfsvoering heeft zich stapsgewijs ontwikkeld.  We hebben de stikstofgift met 30 kg/ha verlaagd en we hebben geen insekticiden meer nodig voor de luizenbestrijding. De bodem is weerbaarder tegen droogte of heftige regenval.”

Maatregelen

“Optimaal gebruik maken van de positieve bijdage van het bodemleven, blijft een grote uitdaging,” concludeerde Stegemen. Bij Wageningen UR loopt een aantal projecten waarbij de relaties tussen bodemleven, nutriëntenkringloop en klimaatbestendige bodems verder wordt uitgezocht.

Dat een gezond bodemleven onmisbaar is voor de agrarische sector, stond voor alle aanwezigen echter al vast. Een kleine inventarisatie naar de maatregelen die boeren en tuinders denken te kunnen nemen om bodem te stimuleren leverde de volgende top drie op: