Grasland bemesten met circulaire meststoffen? KNAP-project biedt nieuwe kansen voor veehouders
2 juni 2025
Veehouders staan voor uitdagingen door een overschot aan dierlijke mest en strengere regelgeving, zoals de afbouw van de derogatie. Dit maakt het moeilijker om mest kwijt te kunnen, terwijl het aantal veehouderijbedrijven afneemt, wat in de toekomst zelfs kan leiden tot tekorten aan bepaalde meststoffen. In deze veranderende realiteit wordt het steeds belangrijker om alternatieven te vinden voor traditionele mest en kunstmest. Het KNAP-project richt zich precies hierop.
KNAP staat voor Kringloopsluiting van Nutriënten uit Afvalwater en Proceswater. Dit project is begin 2023 gestart, met steun van 46 organisaties die actief zijn in en rond de agrarische sector, zoals veehouders, waterschappen, kennisinstellingen, (lokale) overheden, en bedrijven uit de water- en voedingsmiddelentechnologie. Het project wordt gecoördineerd door WUR-WENR, KWR, LeAF en het Nutrient Platform. Volgens Kimo van Dijk, coördinator van het project en onderzoeker bij Wageningen University & Research, is die brede samenwerking cruciaal. 'Er zijn veel nutriënten aanwezig in afvalwater en proceswater die we nu nog grotendeels als afval beschouwen, terwijl ze juist waardevol kunnen zijn – bijvoorbeeld voor het bemesten van grasland. Die potentie zijn we nu volop aan het onderzoeken en dat kan alleen als zo veel mogelijk partijen uit de sector vertegenwoordigd zijn.'.
Veldproeven met potentie
Sinds de start van KNAP zijn er veelbelovende veldproeven uitgevoerd met meststoffen die uit afvalwater worden teruggewonnen, zoals ammoniumsulfaat uit rioolwater, korrels uit verbrand slib-as en aerobe biomassa uit de proceswaterzuivering van de voedingsindustrie (bij melk, bier en aardappelverwerking). Van Dijk licht toe: 'Volgens de huidige regelgeving wordt aerobe biomassa als zuiveringsslib gezien en meestal verbrand, terwijl het juist nutriënten bevat die prima terug zouden kunnen naar het bijvoorbeeld grasland. Ook het gebruik van menselijke urine als meststof blijkt verrassend effectief. In proeven in Lelystad leverde het 20% meer opbrengst op dan traditionele kunstmest. In landen als Zweden en Zwitserland wordt dit al toegepast, en ook in Frankrijk zijn concrete toepassingen zichtbaar. Uiteindelijk is het doel om nieuwe meststoffen te ontwikkelen die kunnen worden toegelaten onder de EU-meststoffenwetgeving, iets wat al is gelukt voor een mestkorrel op basis van slibas.'
De resultaten van het KNAP-project bieden concrete kansen voor veehouders, meent Van Dijk. 'Over het algemeen is ongeveer 80% van de grond van veehouders bestemd voor grasland en 20% voor akkerbouw. Bemesten is voor beide noodzakelijk en dus kunnen alternatieve maar bewezen hoogwaardige stromen, anders dan mest uit de eigen put, interessant zijn. Het kan bovendien een alternatief zijn voor dure kunstmest, mocht dat een rol spelen op het bedrijf. Met circulaire meststoffen die goed werken op grasland, kunnen veehouders inspelen op de toekomst en tegelijkertijdvoldoen aan milieueisen en duurzaamheidseisen van afnemers en overheden, wat steeds meet een rol gaat spelen.'
'Met circulaire meststoffen die goed werken op grasland kunnen veehouders inspelen op de toekomt.'
Natuurlijk zijn er ook uitdagingen. De veiligheid van circulaire meststoffen moet gegarandeerd zijn: verontreinigingen moeten uit afvalwater worden gehaald voordat het op het land mag. Dat vraagt technische innovaties, maar ook maatschappelijke acceptatie, weet ook Van Dijk. 'Vergelijk het met de acceptatie van elektrisch rijden – dat heeft ook tijd gekost. Maar met goede data en kennis, bijvoorbeeld van partners als Eurofins Agro, kunnen we die stappen zetten', aldus Van Dijk.
Het project wordt mede gefinancierd met PPS-financiering van de TKI Agri-Food en Watertechnologie van het ministerie van Economische Zaken.
Voor meer informatie over het KNAP-project inclusief partners: KNAP project.