Aaltjes in de Bloembollenteelt – Overzicht en Uitleg
1 september 2024 - Akkerbouw
Aaltjes (nematoden) zijn microscopisch kleine rondwormen die in de bodem leven en zich voeden met plantenwortels of plantweefsel. In de bloembollenteelt vormen verschillende soorten aaltjes een serieuze bedreiging voor de gezondheid en opbrengst van gewassen zoals tulp, lelie, narcis, hyacint en gladiool. Sommige soorten veroorzaken directe schade aan de wortels of bollen, terwijl andere vooral problematisch zijn doordat ze virussen overdragen.
Aaltjesschade kan zich uiten in slechte of ongelijkmatige groei, verkleuring, misvormde bollen of wortelrot. Omdat veel aaltjes onzichtbaar zijn voor het blote oog en zich ondergronds ontwikkelen, worden ze vaak pas laat opgemerkt. Een tijdige diagnose en gerichte beheersing zijn daarom essentieel. In dit overzicht worden de belangrijkste aaltjessoorten in de bloembollenteelt besproken, elk met hun kenmerken, schadebeeld en verspreiding.
1. Stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci)
Het stengelaaltje is een van de meest schadelijke aaltjes in de bloembollenteelt. Het tast met name tulpen, hyacinten en narcissen aan. De aaltjes dringen de plant binnen en veroorzaken zwellingen, misvormingen, natrot en afstervend weefsel in de bollen. Aangetaste bollen kunnen gaan slijmen of verschrompelen. Het stengelaaltje verspreidt zich via besmet plantmateriaal, gereedschap of grond, en kan in droge toestand jarenlang overleven in bollen of als ruststadium in de bodem. Doordat het zich relatief snel kan vermeerderen, is een besmetting moeilijk onder controle te krijgen zonder strikte hygiënemaatregelen en bouwplanbeheer.
2. Wortellesieaaltjes (Pratylenchus spp., vooral P. penetrans)
Wortellesieaaltjes komen veel voor in de bollenteelt en zijn schadelijk voor onder andere lelies, narcissen en tulpen. Deze aaltjes leven in de bodem maar dringen ook de wortels binnen, waar ze weefsel aantasten en necrotische plekjes veroorzaken. Dit leidt tot een slechtere wortelontwikkeling, vergeling van het gewas en een vertraagde groei. Omdat Pratylenchus deels in het wortelweefsel leeft, is het moeilijk te bestrijden met chemische middelen. De schade ontstaat vaak geleidelijk en valt niet altijd meteen op, waardoor monitoring via bodemonderzoek cruciaal is.
3. Wortelknobbelaaltjes (Meloidogyne spp., vooral M. hapla)
Wortelknobbelaaltjes veroorzaken kenmerkende zwellingen of knobbels op de wortels van bloembollen zoals lelies, gladiolen en irissen. Deze knobbels verstoren de opname van water en voedingstoffen, wat leidt tot een verzwakte groei en een lagere opbrengst. Meloidogyne hapla is een soort die goed gedijt in koelere omstandigheden en lichte zandgronden. Bij zware aantasting kan het gewas volledig mislukken. De knobbels zijn zichtbaar bij het uitspoelen van wortels en vormen daarmee een duidelijk herkenningspunt voor de aanwezigheid van dit aaltje.
4. Trichodoriden (Trichodorus en Paratrichodorus spp.)
Hoewel trichodoriden zelf relatief weinig directe schade veroorzaken aan de wortels, zijn ze vooral van belang als vector van virussen, met name het Tobravirus, dat onder andere streepziekte in tulpen veroorzaakt. Deze ziekte leidt tot verkleuringen en vlekken in het bloemdek, wat de handelswaarde van de bollen sterk vermindert. Trichodoriden komen vooral voor op zandgronden en kunnen moeilijk volledig uit een perceel worden verwijderd. Preventieve maatregelen zoals een zorgvuldig bouwplan, schone aanplant en virusvrije percelen zijn daarom essentieel om schade te beperken.
5. Cystenaaltjes (Heterodera spp.)
Cystenaaltjes komen minder vaak voor in de bloembollenteelt, maar kunnen toch schade aanrichten als er gewasrotatie plaatsvindt met waardplanten zoals bieten. Ze vormen cysten — harde, beschermende omhulsels — waarin de eieren zich jarenlang kunnen handhaven in de bodem. Bij een geschikte waardplant komen de larven uit en infecteren opnieuw de wortels. Hoewel de directe schade in bloembollen meestal beperkt is, kunnen deze aaltjes zich onopgemerkt opbouwen en in de toekomst problemen geven, zeker bij bredere teeltrotaties.
Conclusie
Het beheersen van aaltjes vraagt om een combinatie van maatregelen: het gebruik van schoon uitgangsmateriaal, een zorgvuldig gekozen bouwplan, hygiënisch werken, en in sommige gevallen aanvullende bodemontsmetting of toepassing van aaltjesremmende gewassen zoals tagetes. Regelmatig bodemonderzoek is daarbij onmisbaar om de aanwezigheid en dichtheid van schadelijke aaltjes vroegtijdig te detecteren en gepaste maatregelen te nemen
Bij het aaltjesonderzoek in zowel grond als zeefgrond past Eurofins Agro een DNA-analyse toe. Dit is een zeer betrouwbare methode; zelfs als er maar één stengelaaltje in het monster zit, is dat nog vast te stellen. Wil je meer weten? Klik hier of neem dan contact op met de rayonmedewerker of bel uw monsternemer voor een afspraak voor bemonstering. Ook kunt u contact opnemen met onze klantenservice via agro@ftbnl.eurofins.com .
Voor direct opgeven van percelen voor bemonstering, klik hier >