Wortelknobbelaaltjes

Wortelknobbelaaltjes (Meloidogyne spp.) kunnen zich snel vermeerderen op een groot aantal waardplanten. Deze aaltjes kunnen grote economische schade aanrichten doordat besmet vermeerderingsmateriaal zoals pootaardappelen en bloembollen afgekeurd kan worden.

Hiernaast kunnen wortelknobbelaaltjes voor kwaliteits- en opbrengstvermindering zorgen. Wortelknobbelaaltjes zijn met name een probleem op zand-, dal-, zavel- en lichte kleigronden.

Levenscyclus

Wortelknobbelaaltjes hebben invloed op de fysiologie van de plant. Op de plaatsten waar de aaltjes de wortel binnen dringen worden reuzencellen gevormd. Dit is aan de buitenkant te zien door een knobbeltje of een verdikking van de wortel. De eitjes worden in en op de knobbels gelegd in een soort gelatinepakketje. Eén pakketje bevat 300 tot 500 eitjes. De eitjes komen spontaan uit wanneer de bodemtemperatuur boven de 5 à 10°C uitkomt.

Lokstoffen spelen bij wortelknobbelaaltjes geen rol. Hierdoor is de natuurlijke sterfte bij het ontbreken van een geschikte waardplant of zwarte braak erg groot. De meeste soorten wortelknobbelaaltjes (behalve M. naasi) hebben 2 à 3 generaties per groeiseizoen. De combinatie van meerdere generaties en het hoge aantal eitjes dat wordt gelegd, zorgt ervoor dat een populatie binnen een jaar sterk kan toenemen.

Wortelknobbelaaltjes die in Nederland voorkomen zijn:

  • Meloidogyne chitwoodi (Maiswortelknobbelaaltje)
  • Meloidogyne fallax (Bedrieglijk Maiswortelknobbelaaltje)
  • Meloidogyne hapla (Noordelijk Wortelknobbelaaltje)
  • Meloidogyne naasi (Graswortelknobbelaaltje)
  • Meloidogyne minor