Zwavel (S) - bodem en gewas

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de rol van zwavel in de veehouderij en zwavel in de bodem en gewassen.

Zwavel in bodem en gewas

Zwavel is een essentieel onderdeel van de eiwitvorming en als zodanig van belang voor de groei van het gras. Bij voldoende zwavel is de stikstofbenutting beter en worden er lagere nitraatgehaltes gevonden. Het is een hoofdelement en als zodanig ook in grotere hoeveelheden nodig voor goede groei van het gras. Zwaveltekort leidt net als stikstof tot lagere drogestofopbrengsten. Tekorten treden vooral in de eerste sneden van het seizoen op.
De zwavelaanvoer is de laatste 10 jaar flink afgenomen door lagere uitstoot van zwavel door de industrie en weinig gebruik van zwavelhoudende meststoffen. Zwavelaanvoer vindt nu voornamelijk plaats door mineralisatie van organische stof. De overige kleinere aanvoer-posten zijn depositie (neerslag vanuit de lucht), capillaire opstijging vanuit de bodem en dierlijke mest en als afvoerpost uitspoeling.
De belangrijkste aanvoerpost ‘mineralisatie’ is te bepalen door een S-totaal-bepaling te laten uitvoeren via de BemestingsWijzer. Met S-totaal wordt bepaald hoeveel zwavel in de eerste 3 sneden beschikbaar komt, genaamd SLV (zwavel leverend vermogen, te vergelijken qua opzet met NLV). Is de SLV met daarnaast de kleinere aan- en afvoerposten lager dan de behoefte van het gras, dan is er een aanvulling via bemesting nodig. De benodigde hoeveelheid wordt over de eerste 2 sneden geadviseerd. Voor de rest van het seizoen zijn er dan geen tekorten meer te verwachten.

Een product met een hoog zwavelgehalte, is aardappelpersvezel (>10 g/kgds). Snijmaïs, CCM en bietenperspulp bevatten een laag gehalte, terwijl gras en graskuil daar tussenin zitten (3-4 g/kgds).
 

Zwavelgehalte (g/kgds); Eurofins Agro 2009-2013
  Vers gras Graskuil Maissilage Luzerne
Gemiddelde 3,5 3,1 1,0 1,7
Streef-traject - 2,0-3,5 1,1-1,6 -

BemestingsWijzer